De es behoort tot de familie van de olijven. De Latijnse naam is Fraxinus-
Exelsior, wat groter dan anderen betekent. Het is een van de veertig soorten
uit de familie van de olijfachtigen. In onze inheemse flora hebben wij slechts
een wilde soort, de gewone es. Hij groeit o.a. op voedselrijke vochtige grond.
Hij ziet er stoer en decoratief uit. Het hout van de es is taai en vast. De
kleur van essenhout is witachtig. Essen heeft een mooie structuur. Sommige soorten
essen worden speciaal gezocht vanwege de taaiheid voor de fabricage van sportartikelen,
o.a. gymnastiektoestellen. Ook in de meubelindustrie wordt het vaak om zijn
mooie tekening toegepast. Enkele essenbomen vormen wortelknollen die vervolgens
fraai wortelfineer leveren. Door zijn taaiheid kan het sterk gebogen worden
en na het opheffen van de buigende kracht weer zijn oorspronkelijke vorm aannemen.
Essen heeft een grote elasticiteitsgrens, een uitstekende eigenschap bij de
fabricage van bobsleden en ski's.
Enkele varianten van de es zijn:
De es is eigenlijk een bosboom, maar groeit ook graag langs de oevers van
beken en rivieren. De es neemt veel water op. Per dag haalt hij gemakkelijk
honderd liter water uit de bodem.
In het graf van Tout-ank-Amon werd zelfs een boog gevonden, gemaakt van essenhout
Ook de velgen van een gevonden strijdwagen waren van essen. Dus al gebruikt
in de XVIII dynastie. Ook werden vroeger de sappige voorjaars takken en blaadjes
van de es als veevoer gebruikt. De es is de enige loofboom die in het hoge noorden
tot een volwassen boom kan uitgroeien. Hij dwong vroeger al respect af getuige
het verhaal in de Edda, de beroemde verzameling IJslandse sagen en heldendichten:
Odin, de god uit de Vikingtijd, maakte de eerste man uit een blok essenhout.