De Ophovenerhof is gelegen in het dal van de Geleenbeek. In de archieven staat
dat Johan Dobbelstein in 1528 erfpachter was van de hof en de er tegenover gelegen
molen. Ook op het einde van de 18de eeuw vinden we dat de Ophovenerhof 48 bunder,
3 sillen en 76 roeden groot is. In 1714 werd de boerderij gekocht door stadsvoogd
Mathias Maes, die in het "Huis op den Berg" aan de Oude markt woonde.
Deze werd echter uit zijn functie ontslagen en zijn goederen werden verkocht.
De Ophovenerhof kwam in handen van Graaf Benedict de Cornet, tevens eigenaar
van de Bergerhof en werd vervolgens verpacht aan Henricus Kallen voor 1200 gulden
per jaar. Deze familie Kallen bleef de hoeve trouw tot aan onze tijd.
Het gebouwencomplex is een mooi voorbeeld van een Limburgse gesloten hoeve.
Boven de inrijpoort bevindt zich de z.g. herenkamer. Hier verbleven de eigenaren
wanneer ze de boerderij bezochten. De Ophovenerhof heeft een groot vrijstaand,
aan de achterzijde van de boerderij gelegen "bakkes". Dit bakhuis
is net als de rest van de boerderij in 1990 gerestaureerd en opnieuw in gebruik
genomen. Binnen de hoeve bevindt zich nu een boerderij project waar verstandelijk
gehandicapten de beschikking hebben over grote tuinen, kassen, stallen met dieren
en een boerderijwinkel. Op het dak aan de Geleenbeekzijde is met zwarte pannen
een calvariekruis aangebracht zoals dit in het Geleendal vaak voorkwam op boerderijen.