De Italiaanse populier is een cultuur-variant van de zwarte populier. Hij heeft
rechtopstaande takken die laag bij de grond beginnen. Het hout van de stam is
daardoor onbruikbaar. De top van de boom is spits toelopend. Populieren ( populos
) komen uit de wilgenfamilie. Er zijn meer dan veertig soorten. Ze groeien erg
snel en zijn na 20 tot 25 jaar al kaprijp. De hoogte van de bomen ligt meestal
tussen de 25 en 30 meter. Enkele populiersoorten zijn inheems zoals de ratelpopulier
of esp en de grauwe abeel. De bomen worden als sier- park- en laanboom aangeplant.
Tot andere soorten en bastaarden behoren o.a. de canada's , die meestal als
houtproducenten zijn aangeplant. De canada's behoren tot een onontwarbare groep
van soorten. De opzet is om snel groeiende bomen te kweken. In bepaalde streken
bestond de gewoonte, dat als er in de familie een dochter werd geboren, en de
vader een drassig stuk grond ter beschikking had, hij dit vol plantte met populieren.
Als de dochter ging trouwen waren de populieren kaprijp en het geld van de opbrengst
diende dan als bruidsschat.
Populieren kunnen massa's water verdampen. Ze voelen zich thuis langs rivieren,
beken en drassige plaatsen. Een opstand populieren kenmerkt zich bij winderig
weer door het ritselen van de bladeren. Het is alsof de bomen in een druk fluistergesprek
zijn vandaar de bijnaam ,, vrouwentongen ". Insecten houden niet van bladeren
die steeds in beweging zijn, zodat de boom van hen niet veel last heeft. Het
hout van de populier is vaal grijswit, niet sterk en niet duurzaam. Het wordt
toegepast bij de fabricage van kisten, lucifers, triplex, spaanplaat, klompen
etc.
In de lente als de knoppen beginnen uit te lopen komt er etherische olie vrij.
Bij warm windstil weer verspreidt de boom dan een heerlijke geur. Vroeger werd
van die olie een geneeskrachtige zalf gemaakt, de zogenaamde populierenbalsum.