De els behoort tot de familie van de hazelaarachtigen. Er zijn wel twintig soorten. De els groeit het liefst in waterrijke gebieden. De elzen omzomen de natuurlijk meanderende beken en rivieren. De drassige grond is meestal stikstofarm. Elzen hebben de eigenschap dat ze knolletjes aan de wortels ontwikkelen, waarmee ze met behulp van schimmels stikstof kunnen binden. Zodoende wordt de grond in zijn omgeving verbeterd. Het is een nuttige boom op onvruchtbare grond. Ook ontwikkelt de boom de z.g. elzenproppen. In de winter komen hier tal van vogels op af, die de zaadjes uit de schubjes peuteren. De hier groeiende zwarte els, ziet er aan het einde van de winter vaak fraai uit. Twijgen en de mannelijke katjes geven in die periode de kroon van de boom een purperen zweem. Elzenhout is enigszins week, gemakkelijk splijtbaar maar toch vast. Vochtig en of onder water blijft het hout zeer lang in prima conditie. Van deze eigenschap maakte men vroeger al gebruik door primitieve waterleidingen te maken van elzenhout. Ook molenraderen, sluisdeuren en andere zaken die veel met water in aanraking kwamen werden van elzenhout gemaakt. De elzenhouten peilers onder de Rialtobrug in Venetie hebben reeds vele eeuwen getrotseerd. Kapspanten in boerenschuren, gemaakt van elzen, hebben een lang leven. Vroeger werd zelfs elzenhout gebruikt om er houtskool van te maken voor de fabricage van buskruit. Brandend elzenhakhout geeft een speciale dikke rook. In oude steenbakkerijen liet men deze rook, tijdens het bakken , neerslaan op de stenen. Hierdoor kregen de stenen een fraaie blauwachtige kleur. In de tijden dat het volksgeloof welig tierde, vreesde men de els, omdat het vers gekapte hout een roodachtige kleur kreeg, alsof het bloedde. Dit leidde tot het bijgeloof dat de boom de belichaming was van een kwade geest